"Milieuclaims": greenwashing komt onder vuur te liggen in Brussel

"Milieuclaims": greenwashing komt onder vuur te liggen in Brussel

Gegevens

Nummer
2025/48
Publicatiedatum
12 mei 2025
Auteur
Redactie
Rubriek
Nieuws

Het is een project dat grotendeels onbekend is bij het grote publiek, maar toch een grote impact kan hebben op consumenten en de industrie en daarom het onderwerp is van gespannen onderhandelingen binnen de Europese Unie. Op 24 april was een van de laatste onderhandelingsbijeenkomsten om de laatste hand te leggen aan de richtlijn over "expliciete milieuclaims" (ook bekend als de richtlijn groene claims). Een ambitieuze tekst om greenwashing tegen te gaan.

Eco" of "groene" goederen, "milieuvriendelijk", "koolstofneutraal", "geen netto-emissies", "geproduceerd met hernieuwbare energiebronnen", of met "x% gerecycled materiaal". Een onderzoek dat in 2020 door de Europese Commissie werd gepubliceerd, schatte dat 53% van dit soort milieuclaims "vaag, misleidend of ongefundeerd" was.

De belangrijkste vernieuwing die deze richtlijn introduceert, is, dat bedrijven verplicht worden om de wetenschappelijke onderbouwing van deze claims "ex ante" te laten verifiëren. Met andere woorden, voordat de boodschap in kwestie wordt gecommuniceerd - op de verpakking van het product, via de website van het bedrijf, in reclame, enz. In de praktijk zouden "geaccrediteerde onafhankelijke instanties" in elk van de lidstaten moeten controleren of een voldoende degelijk onderzoek de claim in kwestie ondersteunt en, indien nodig, bedrijven een "certificaat van overeenstemming" moeten verstrekken.

"We kunnen het ons niet veroorloven om te wachten tot een instantie een oordeel velt over de claim op het etiket!

In Brussel maken de verschillende industrielobby's zich vooral zorgen over de oprichting van een "gasfabriek". Verschillende organisaties die achter de schermen werken, waaronder Cosmetics Europe, FoodDrink Europe voor de voedingsmiddelenindustrie, Toy Industries of Europe voor de speelgoedsector en EUROPEN voor de verpakkingsindustrie, hebben hun vele zorgen uiteengezet in een gezamenlijke brief die eind februari is gepubliceerd. Ook de World Federation of Advertisers is het met de reclame eens.

"Als we in een fabriek in Polen een product produceren dat in Frankrijk op de markt wordt gebracht, kunnen we het ons niet veroorloven om te wachten tot een Franse instantie haar mening geeft over de claim op het etiket", aldus de vertegenwoordiger van een groot industrieel bedrijf dat het dossier in Brussel nauwlettend volgt.

In een politiek klimaat waarin de EU oproept tot een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven en een focus op concurrentievermogen, zouden deze industrieën moeten merken dat hun boodschap luid en duidelijk wordt gehoord.

Afvalligheid in het verschiet

Volgens onze informatie is er bijvoorbeeld al afgesproken dat de periode voor verificatie door de instantie niet langer mag zijn dan 30 dagen, eenmalig te verlengen in uitzonderlijke gevallen, wanneer het bijvoorbeeld nodig is om de productielocatie te bezoeken.

Nog belangrijker is dat voor bepaalde categorieën producten en claims die als eenvoudiger worden beschouwd, bedrijven in staat zullen zijn om verificatie vooraf te vermijden en genoegen te nemen met een eigen verklaring door simpelweg een "technisch formulier" in te vullen. Maar welke soorten producten? Daar gaat het om tijdens de volgende onderhandelingsronde in juni.

"Het doel is om de administratieve en financiële lasten te verminderen voor handelaren die de claims genereren", legt de Raad van de EU uit, de machtige instelling die de lidstaten vertegenwoordigt, waarvan het aanvankelijke standpunt bij het begin van de onderhandelingen eind januari veel "pro-zakelijker" was dan dat van het Europees Parlement.

Behalve dat in de tussentijd de Europese Volkspartij (EVP), de leidende politieke kracht in het Parlement, die een bittere strijd voert tegen "groene normen", die als buitensporig worden beschouwd, ook de ambitie heeft afgezwakt die door de Europarlementariërs wordt verdedigd.

Uiteindelijk zouden de gevallen die in aanmerking komen voor de "vereenvoudigde procedure" - d.w.z. zonder verificatie vooraf - vrij uitgebreid kunnen zijn. Een van de voorstellen van de Raad zou het mogelijk maken om beschuldigingen van praktijken die verder gaan dan wat de Europese wetgeving vereist, te onderwerpen aan deze vorm van vermoeden van conformiteit. Dit lijkt niet erg consistent met de oorspronkelijke filosofie van de ontwerprichtlijn, aangezien het doel van dit type bewering juist is om praktijken die deugdzamer zijn dan de concurrentie in de verf te zetten.

Rode lijnen behouden

Het lijkt er echter op dat meer "complexe" claims, zoals claims die betrekking hebben op de klimaatvoetafdruk of toekomstige prestaties van een product, of die vergelijkingen inhouden met goederen die door andere bedrijven op de markt worden verkocht, niet kunnen worden vrijgesteld van controle vooraf.

Nog een overwinning in het vooruitzicht voor de voorstanders van richtlijnen, waaronder consumentenorganisaties: bedrijven zullen in principe via een link of een QR-code een korte, "voor de consument begrijpelijke" samenvatting moeten geven van de studies, berekeningen of ander bewijs waarop hun claims zijn gebaseerd.

"Dit is een uiterst complexe kwestie, die opnieuw moet worden beoordeeld in het licht van de nieuwe Europese prioriteiten van vereenvoudiging en concurrentievermogen. Tegelijkertijd willen bepaalde spelers dit als voorwendsel gebruiken om deze hervorming, die een stap in de richting van transparantie zou moeten zijn, te blokkeren of sterk af te zwakken. Dus, gezien deze ingewikkelde context, zou ik zeggen dat de onderhandelingen goed vorderen", zegt de Italiaanse Europarlementariër Sandro Gozi (Renew), rapporteur voor de tekst in het Europees Parlement, die gelooft dat de volgende onderhandelingsbijeenkomst op 10 juni de laatste zou kunnen zijn.

Zodra de tekst definitief is aangenomen, waarschijnlijk niet voor september, hebben de 27 lidstaten 18 maanden de tijd om hem om te zetten in nationale wetgeving, met enige speelruimte voor met name sancties.

In haar oorspronkelijke voorstel was de Commissie zeer expliciet over de minimumstraffen die de lidstaten in geval van overtredingen moesten opleggen. Opgesomd in artikel 17 zouden deze, afhankelijk van de ernst van de overtreding, variëren van het ontzeggen van toegang tot overheidsopdrachten tot maximumboetes van 4% van de jaaromzet. Het uiteindelijke compromis zal zich echter waarschijnlijk beperken tot het vastleggen van de volgende vereisten: landen "zorgen ervoor dat de sancties die kunnen worden opgelegd de mogelijkheid van ofwel boetes" ofwel gerechtelijke procedures omvatten. Een vage formulering die in werkelijkheid de lidstaten de vrije hand lijkt te geven. Bij gebrek aan details in een dergelijke tekst zal het Hof van Justitie van de Europese Unie echter controleren of de rechters van de lidstaten inderdaad voldoende afschrikkende sancties opleggen, om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving effectief wordt toegepast. De nieuwe formulering zou er dus toe kunnen leiden dat geschillen zich jarenlang voortslepen om de juiste sanctie te bepalen.

Hoe dan ook, als het definitieve exemplaar te veeleisend zou worden geacht, zouden de rechtse en extreemrechtse fracties, die rekenkundig een meerderheid vormen in het Europees Parlement, er al over denken om de richtlijn te lozen tijdens de eindstemming in de plenaire vergadering.

Geschreven door Les Surgligneurs (auteur: Clément Solal, journalist en corrector: Vincent Couronne, doctor in Europees recht)

Dit document is automatisch vertaald met Deepl.