Home

Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

02019R2088 — NL — 12.07.2020 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2019/2088 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1)

Gewijzigd bij:




▼B

VERORDENING (EU) 2019/2088 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt geharmoniseerde regels vast voor financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs over transparantie met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's en het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid in hun procedures, en de verstrekking van informatie over duurzaamheid met betrekking tot financiële producten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

"financiëlemarktdeelnemer":

a)

een verzekeringsonderneming die een verzekeringsgerelateerd beleggingsproduct (IBIP) beschikbaar stelt;

b)

een beleggingsonderneming die vermogensbeheer verstrekt;

c)

een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV);

d)

een ontwikkelaar van een pensioenproduct;

e)

een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder);

f)

een aanbieder van een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP-aanbieder);

g)

een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds dat overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 345/2013 is geregistreerd;

h)

een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds dat overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 346/2013 is geregistreerd;

i)

een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe-beheermaatschappij); of

j)

een kredietinstelling die vermogensbeheer verstrekt;

2)

"verzekeringsonderneming": een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2009/138/EG een vergunning is verleend;

3)

"verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct" of „IBIP”:

a)

een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1); of

b)

een aan een professionele belegger ter beschikking gesteld verzekeringsproduct, waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties;

4)

„beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling” of "abi-beheerder": een abi-beheerder in de zin van artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU;

5)

"beleggingsonderneming": een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;

6)

"vermogensbeheer": vermogensbeheer in de zin van artikel 4, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/65/EU;

7)

„instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” of "IBPV": een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2016/2341 over een vergunning beschikt of in een register is ingeschreven, tenzij een lidstaat ervoor heeft gekozen artikel 5 van die richtlijn toe te passen op een instelling, of een instelling pensioenregelingen uitvoert die samen in totaal minder dan 15 deelnemers hebben;

8)

"pensioenproduct":

a)

een pensioenproduct als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt e), van Verordening (EU) nr. 1286/2014; of

b)

een individueel pensioenproduct als bedoeld in artikel 2, lid 2, punt g), van Verordening (EU) nr. 1286/2014;

9)

„pan-Europees persoonlijk pensioenproduct of “PEPP”: een product als bedoeld in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2019/1238;

10)

"icbe-beheermaatschappij":

a)

een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG, of

b)

een beleggingsmaatschappij waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een vergunning is verleend en die geen beheermaatschappij heeft aangewezen waaraan krachtens die richtlijn een vergunning is verleend voor het beheer ervan;

11)

"financieel adviseur":

a)

een verzekeringstussenpersoon die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP’s verstrekt;

b)

een verzekeringsonderneming die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP’s verstrekt;

c)

een kredietinstelling die beleggingsadvies verstrekt;

d)

een beleggingsonderneming die beleggingsadvies verstrekt;

e)

een abi-beheerder die beleggingsadvies verstrekt overeenkomstig artikel 6, lid 4, punt b), i), van Richtlijn 2011/61/EU; of

f)

een icbe-beheermaatschappij die beleggingsadvies verstrekt overeenkomstig artikel 6, lid 3, punt b), i), van Richtlijn 2009/65/EG;

12)

"financieel product":

a)

een portefeuille die overeenkomstig punt 6 van dit artikel wordt beheerd;

b)

een alternatieve beleggingsinstellingen (abi);

c)

een IBIP;

d)

een pensioenproduct;

e)

een pensioenregeling;

f)

een icbe, of

g)

een PEPP;

13)

„alternatieve beleggingsinstellingen” "abi’s": abi’s in de zin van artikel 4, lid 1, punt a), van Richtlijn 2011/61/EU;

14)

"pensioenregeling": een pensioenregeling in de zin van artikel 6, punt 2, van Richtlijn (EU) 2016/2341;

15)

"instelling voor collectieve belegging in effecten" of "icbe": een instelling voor collectieve belegging in effecten die is toegelaten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG;

16)

"beleggingsadvies": beleggingsadvies in de zin van artikel 4, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

17)

"duurzame belegging": een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan het bereiken van een milieudoelstelling, zoals gemeten aan de hand van bijvoorbeeld belangrijke hulpbronnenefficiëntie-indicatoren voor het gebruik van energie, hernieuwbare energie, grondstoffen, water en land, voor de productie van afval, en broeikasgasemissies, en voor het effect op de biodiversiteit en de circulaire economie, of een belegging in een economische activiteit die bijdraagt aan de verwezenlijking van een sociale doelstelling, met name een belegging die bijdraagt aan de aanpak van ongelijkheid, of die de sociale samenhang, de sociale integratie en de arbeidsverhoudingen bevordert, of een belegging in menselijk kapitaal of in economisch of sociaal achtergestelde gemeenschappen, mits deze beleggingen geen ernstige afbreuk doen aan die doelstellingen en de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen, met name wat betreft goede managementstructuren, betrekkingen met hun werknemers, beloning van het betrokken personeel en naleving van de belastingwetgeving;

18)

"professionele belegger": een cliënt die voldoet aan de criteria van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU;

19)

"retailbelegger": een belegger die geen professionele belegger is;

20)

"verzekeringstussenpersoon": een verzekeringstussenpersoon in de zin van artikel 2, lid 1, punt 3, van Richtlijn (EU) 2016/97;

21)

"verzekeringsadvies": advies in de zin van artikel 2, lid 1, punt 15, van Richtlijn (EU) 2016/97;

22)

"duurzaamheidsrisico": een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied die, indien ze zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken;

23)

"Eltif": een Europese langetermijnbeleggingsinstelling waaraan overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2015/760 een vergunning is verleend.

24)

"duurzaamheidsfactoren": ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten, en bestrijding van corruptie en van omkoping.

▼M1

Artikel 2 bis

Het beginsel „geen ernstige afbreuk doen”

1. De bij Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Europese toezichthoudende autoriteiten (gezamenlijk de „ETA’s” genoemd) ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het in artikel 2, punt 17, van deze verordening bedoelde beginsel „geen ernstige afbreuk doen”, in overeenstemming met de inhoud, methoden en presentatie van de duurzaamheidsindicatoren in verband met de in artikel 4, leden 6 en 7, van deze verordening bedoelde ongunstige effecten.

2. De ETA’s dienen de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

3. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in lid 1 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 3

Transparantie van gedragslijnen inzake duurzaamheidsrisico's

1. Financiëlemarktdeelnemers publiceren op hun website informatie over hun gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingsprocedure.

2. Financieel adviseurs publiceren op hun website informatie over hun gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsadvies of verzekeringsadvies.

Artikel 4

Transparantie van ongunstige effecten op de duurzaamheid op entiteitsniveau

1. Financiëlemarktdeelnemers publiceren en handhaven op hun website:

a)

indien zij de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, een verklaring over het „due diligence” beleid met betrekking tot die effecten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de omvang, de aard en de schaal van hun activiteiten en de soorten financiële producten die zij beschikbaar stellen;

b)

indien zij ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen, duidelijke redenen daarvoor, met inbegrip van, indien relevant, informatie over de vraag of en wanneer zij voornemens zijn die ongunstige effecten wel in aanmerking te nemen.

2. Financiëlemarktdeelnemers nemen in de informatie die zij overeenkomstig lid 1, punt a), verstrekken ten minste het volgende op:

a)

informatie over hun gedragslijnen inzake de vaststelling en prioritering van de belangrijkste ongunstige effecten op de duurzaamheid en indicatoren;

b)

een beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de in verband daarmee genomen of, indien relevant, geplande maatregelen;

c)

indien van toepassing, een kort overzicht van het betrokkenheidsbeleid overeenkomstig artikel 3 octies van Richtlijn 2007/36/EG;

d)

een verwijzing naar de naleving van gedragscodes voor verantwoord ondernemen en internationaal erkende normen voor "due diligence" en verslaglegging en, indien relevant, de mate van afstemming ervan op de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

3. In afwijking van lid 1 publiceren en handhaven financiëlemarktdeelnemers die op hun balansdatum het criterium van het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden, vanaf 30 juni 2021 op hun website een verklaring over hun "due diligence" beleid ten aanzien van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Die verklaring omvat ten minste de informatie bedoeld in lid 2.

4. In afwijking van lid 1 van dit artikel publiceren en handhaven financiëlemarktdeelnemers die moederondernemingen zijn van een grote groep als bedoeld in artikel 3, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU en die op hun balansdatum, op geconsolideerde basis, het criterium van het gemiddeld aantal van 500 werknemers in het boekjaar overschrijden, vanaf 30 juni 2021 op hun website een verklaring over het "due diligence" beleid ten aanzien van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Die verklaring omvat ten minste de informatie bedoeld in lid 2.

5. Financieel adviseurs publiceren en handhaven op hun website:

a)

informatie over de vraag of zij, terdege rekening houdend met de omvang, de aard en de schaal van hun activiteiten en de soorten financiële producten waarover zij advies verstrekken, in hun beleggings- of verzekeringsadvies de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen; of

b)

informatie over de vraag waarom zij in hun beleggings- of verzekeringsadvies ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking nemen en, indien relevant, informatie over de vraag of en wanneer zij voornemens zijn die ongunstige effecten wel in aanmerking te nemen.

6. Uiterlijk op 30 december 2020 ontwikkelen de ETA's via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat betreft inhoud, methodes en presentatie van de informatie als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel, met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het klimaat en andere milieugerelateerde ongunstige effecten.

De ETA's verzoeken, indien relevant, het Europees Milieuagentschap en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie om bijdragen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

7. Uiterlijk op 30 december 2021 ontwikkelen de ETA's via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, wat betreft inhoud, methodes en presentatie van de informatie als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het gebied van sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en van omkoping.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 5

Transparantie van het beloningsbeleid met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's

1. Financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs nemen in hun beloningsbeleid informatie op over de wijze waarop dat beleid spoort met de integratie van duurzaamheidsrisico's, en publiceren die informatie op hun website.

2. De in lid 1 bedoelde verschafte informatie wordt opgenomen in het beloningsbeleid dat financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs dienen vast te stellen en te handhaven overeenkomstig de sectorale regelgeving, in het bijzonder de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/65/EU, (EU) 2016/97 en (EU) 2016/2341.

Artikel 6

Transparantie van de integratie van duurzaamheidsrisico's

1. Financiëlemarktdeelnemers nemen bij de precontractuele informatieverschaffing beschrijvingen op van het volgende:

a)

de wijze waarop duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingen worden geïntegreerd, en

b)

de resultaten van de beoordeling van de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico's op het rendement van de financiële producten die zij beschikbaar stellen.

Wanneer financiëlemarktdeelnemers duurzaamheidsrisico's niet relevant achten, bevatten de in de eerste alinea bedoelde beschrijvingen een duidelijke en beknopte uitleg over de redenen daarvoor.

2. Financieel adviseurs nemen bij de precontractuele informatieverschaffing beschrijvingen op van het volgende:

a)

de wijze waarop duurzaamheidsrisico's in hun beleggings- of verzekeringsadvies worden geïntegreerd, en

b)

het resultaat van de beoordeling van de waarschijnlijke effecten van duurzaamheidsrisico's op het rendement van de financiële producten waarover zij advies verstrekken.

Wanneer financiëlemarktdeelnemers duurzaamheidsrisico's niet relevant achten, bevatten de in de eerste alinea bedoelde beschrijvingen een duidelijke en beknopte uitleg over de redenen daarvoor.

3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde informatie dient als volgt te worden verschaft:

a)

voor abi-beheerders, bij de informatieverschaffing aan beleggers bedoeld in artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;

b)

voor verzekeringsondernemingen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 185, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG of, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97;

c)

voor IBPV's, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 41 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

d)

voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 345/2013;

e)

voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, bij de informatieverschaffing bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013;

f)

voor ontwikkelaars van pensioenproducten, tijdig schriftelijk voordat een retailbelegger gebonden is aan een overeenkomst met betrekking tot een pensioenproduct;

g)

voor icbe-beheermaatschappijen, in het prospectus bedoeld in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG;

h)

voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies verstrekken, overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

i)

voor kredietinstellingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies verstrekken, overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

j)

voor verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken, en voor verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies verstrekken met betrekking tot aan marktfluctuaties blootgestelde pensioenproducten, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97;

k)

voor abi-beheerders van Eltif's, in het prospectus bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2015/760;

l)

voor PEPP-aanbieders, in het essentiële-informatiedocument bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) 2019/1238.

Artikel 7

Transparantie van ongunstige effecten op de duurzaamheid op financieelproductniveau

1. Uiterlijk op 30 december 2022 omvat, indien een financiëlemarktdeelnemer artikel 4, lid 1, punt a), of artikel 4, lid 3 of lid 4, toepast, de in artikel 6, lid 3, bedoelde informatieverschaffing voor elk financieel product het volgende:

a)

een duidelijke en gemotiveerde toelichting bij de vraag of, en zo ja hoe, bij een financieel product de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in aanmerking worden genomen;

b)

een verklaring dat informatie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren beschikbaar is in de overeenkomstig artikel 11, lid 2, te verschaffen informatie.

Indien de in artikel 11, lid 2, bedoelde informatie een kwantificering van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren bevat, mag die informatie berusten op de bepalingen van de op grond van artikel 4, leden 6 en 7, vastgestelde technische reguleringsnormen.

2. Indien een financiëlemarktdeelnemer artikel 4, lid 1, punt b), toepast, omvat de in artikel 6, lid 3, bedoelde informatieverschaffing voor elk financieel product een verklaring dat de financiëlemarktdeelnemer de ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking neemt, samen met een gemotiveerde toelichting daarbij.

Artikel 8

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken in precontractuele informatieverschaffing

1. Wanneer een financieel product onder andere ecologische of sociale kenmerken of een combinatie van die kenmerken promoot, op voorwaarde dat de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen, omvat de krachtens artikel 6 leden 1 en 3, te verschaffen informatie het volgende:

a)

informatie over de wijze waarop aan die kenmerken wordt voldaan;

b)

indien er een index als referentiebenchmark is aangewezen, informatie over de vraag of en hoe deze index consistent is met die kenmerken.

2. Financiëlemarktdeelnemers geven in de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie aan waar de methode die is gebruikt voor de berekening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde index te vinden is.

▼M1

2 bis. Indien financiëlemarktdeelnemers een financieel product beschikbaar stellen als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (2), nemen zij in de informatie die op grond van artikel 6, leden 1 en 3, van deze verordening moet worden verschaft, de informatie op die uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EU) 2020/852 moet worden verschaft.

▼M1

3. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de informatie die op grond van de leden 1 en 2 van dit artikel moet worden verschaft.

▼B

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, de kenmerken daarvan, en de verschillen daartussen alsook met de doelstelling dat de informatieverschaffing nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet misleidend, eenvoudig en beknopt is.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼M1

4. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de in lid 2 bis van dit artikel bedoelde informatie.

Bij het ontwikkelen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, de kenmerken daarvan en de verschillen daartussen, alsook met de doelstelling dat de informatieverschaffingen nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet-misleidend, eenvoudig en beknopt moeten zijn, en ontwikkelen zij waar nodig om die doelstelling te verwezenlijken, ontwerpen van wijzigingen van de in lid 3 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen. In de ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt rekening gehouden met de respectieve datums van toepassing in de punten a) en b) van artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 in verband met de in artikel 9 van die verordening vermelde milieudoelstellingen.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in:

a)

uiterlijk op 1 juni 2021 met betrekking tot de in artikel 9, onder a) en b), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen, en

b)

uiterlijk op 1 juni 2022 met betrekking tot de in artikel 9, onder c) tot en met f), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 9

Transparantie van duurzame beleggingen in precontractuele informatieverschaffing

1. Indien een financieel product duurzame beleggingen tot doel heeft en een index als referentiebenchmark is aangewezen, gaat de overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie vergezeld van het volgende:

a)

informatie over de wijze waarop de aangewezen index is afgestemd op dat doel;

b)

een toelichting waarom en hoe die aangewezen index die op dat doel is afgestemd, verschilt van een brede marktindex.

2. Indien een financieel product duurzame beleggingen tot doel heeft en er geen index als referentiebenchmark is aangewezen, omvat de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie een toelichting over de wijze waarop dat doel moet worden bereikt.

3. Indien een financieel product een vermindering van koolstofemissies tot doel heeft, omvat de overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie het doel van lage koolstofemissieblootstelling, met het oog op het bereiken van de langetermijndoelstellingen inzake aardopwarming van de Overeenkomst van Parijs.

In afwijking van lid 2 van dit artikel omvat de in artikel 6 bedoelde informatie, indien geen EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (3) beschikbaar is, een gedetailleerde toelichting van de wijze waarop de voortgezette inspanning om het doel van vermindering van de koolstofemissies te bereiken, wordt gewaarborgd met het oog op het bereiken van de langetermijndoelstellingen inzake aardopwarming van de Overeenkomst van Parijs.

4. Financiëlemarktdeelnemers geven in de krachtens artikel 6, leden 1 en 3, te verschaffen informatie een aanwijzing waar de methode die is gebruikt voor de berekening van de indexen bedoeld in lid 1 van dit artikel en de in lid 3, tweede alinea, van dit artikel bedoelde benchmarks te vinden is.

▼M1

4 bis. Financiëlemarktdeelnemers nemen in de informatie die op grond van artikel 6, leden 1 en 3, van deze verordening moet worden verschaft, de uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) 2020/852 vereiste informatie op.

▼M1

5. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de informatie die op grond van de leden 1 tot en met 4 van dit artikel moet worden verschaft.

▼B

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun in de leden 1, 2 en 3 bedoelde doelstellingen, en de onderlinge verschillen alsook de doelstelling dat de informatieverschaffing nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet misleidend, eenvoudig en beknopt is.

De ETA’s dienen die in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼M1

6. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de in lid 4 bis van dit artikel bedoelde informatie.

Bij het ontwikkelen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, de in lid 4 bis van dit artikel bedoelde doelstellingen daarvan en de verschillen tussen die financiële producten, alsook met de doelstelling dat de informatieverschaffingen nauwkeurig, eerlijk, duidelijk, niet-misleidend, eenvoudig en beknopt moeten zijn, en ontwikkelen zij waar nodig om die doelstelling te verwezenlijken, ontwerpen van wijzigingen van de in lid 5 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen. In de ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt rekening gehouden met de respectieve datums van toepassing in de punten a) en b) van artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 in verband met de in artikel 9 van die verordening vermelde milieudoelstellingen.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in

a)

uiterlijk op 1 juni 2021 met betrekking tot de in artikel 9, onder a) en b), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen, en

b)

uiterlijk op 1 juni 2022 met betrekking tot de in artikel 9, onder c) tot en met f), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 10

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken en van duurzame beleggingen op websites

1. Financiëlemarktdeelnemers publiceren en handhaven op hun website voor elk financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, en artikel 9, leden 1, 2 en 3, de volgende informatie:

a)

een beschrijving van de ecologische of sociale kenmerken of van de doelstelling inzake duurzame beleggingen;

b)

informatie over de methoden die worden gebruikt om de ecologische of sociale kenmerken of het effect van de voor het financiële product geselecteerde duurzame beleggingen te beoordelen, te meten en te monitoren, met inbegrip van de gegevensbronnen, de criteria voor de screening van de onderliggende activa en de relevante duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om de ecologische of sociale kenmerken of het algemene duurzame effect van het financiële product te meten;

c)

de informatie bedoeld in de artikelen 8 en 9;

d)

de informatie bedoeld in artikel 11.

De krachtens de eerste alinea te verschaffen informatie is duidelijk, bondig en begrijpelijk voor beleggers. Ze wordt op nauwkeurige, eerlijke, duidelijke, niet-misleidende, eenvoudige en beknopte wijze en op een prominente, gemakkelijk toegankelijke plaats van de website bekendgemaakt.

2. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud van de in lid 1, eerste alinea, punten a) en b), bedoelde informatie, en de in lid 1, tweede alinea, bedoelde vereisten inzake presentatie.

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de in de eerste alinea bedoelde ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun kenmerken en doelstellingen als bedoeld in lid 1, en de verschillen daartussen. De ETA’s actualiseren de technische reguleringsnormen in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en technologie.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 11

Transparantie van het promoten van ecologische of sociale kenmerken en van duurzame beleggingen in periodieke verslagen

1. Indien financiëlemarktdeelnemers een financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, of in artikel 9, lid 1, 2 of 3 aanbieden, nemen zij in periodieke verslagen een beschrijving op van het volgende:

a)

voor een financieel product als bedoeld in artikel 8, lid 1, de mate waarin aan de ecologische of sociale kenmerken is voldaan;

b)

voor een financieel product als bedoeld in artikel 9, lid 1, 2 of 3,

i)

het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van het financiële product aan de hand van relevante duurzaamheidsindicatoren, of

ii)

indien een index als referentiebenchmark is aangewezen, een vergelijking tussen het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van het financieel product met de effecten van de aangewezen index en van een brede marktindex aan de hand van duurzaamheidsindicatoren;

▼M1

c)

voor een financieel product dat onder artikel 5 van Verordening (EU) 2020/852 valt, de uit hoofde van dat artikel vereiste informatie;

d)

voor een financieel product dat onder artikel 6 van Verordening (EU) 2020/852 valt, de uit hoofde van dat artikel vereiste informatie.

▼B

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie wordt als volgt verschaft:

a)

voor abi-beheerders, in het in artikel 22 van Richtlijn 2011/61/EU bedoelde jaarverslag;

b)

voor verzekeringsondernemingen, jaarlijks schriftelijk overeenkomstig artikel 185, lid 6, van Richtlijn 2009/138/EG;

c)

voor IBPV's, in het jaarverslag bedoeld in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

d)

voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, in het jaarverslag bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 345/2013;

e)

voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, in het jaarverslag bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 346/2013;

f)

voor ontwikkelaars van pensioenproducten, schriftelijk in het jaarverslag of in een verslag overeenkomstig het nationale recht;

g)

voor icbe-beheermaatschappijen, in de jaarverslagen als bedoeld in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG;

h)

voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer verstrekken, in een periodiek verslag als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU;

i)

voor kredietinstellingen die vermogensbeheer verstrekken, in een periodiek verslag als bedoeld in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU;

j)

voor PEPP-aanbieders, in het PEPP-overzicht als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2019/1238.

3. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel mogen financiëlemarktdeelnemers de informatie in bestuursverslagen overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2013/34/EU of de informatie in niet-financiële verklaringen overeenkomstig artikel 19 bis van die richtlijn in voorkomend geval gebruiken.

▼M1

4. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de inhoud en presentatie van de onder a) en b) van lid 1 bedoelde informatie.

▼B

Bij het ontwikkelen van de ontwerpen van de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, hun kenmerken en doelstellingen, en de verschillen daartussen. De ETA’s actualiseren de technische reguleringsnormen in het licht van de ontwikkelingen op regelgevings- en technologiegebied.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 december 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼M1

5. De ETA’s ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de inhoud en presentatie van de onder c) en d) van lid 1 bedoelde informatie.

Bij het ontwikkelen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de ETA’s rekening met de verschillende soorten financiële producten, de kenmerken en doelstellingen daarvan en de verschillen tussen die financiële producten, en ontwikkelen zij, waar nodig, ontwerpen van wijzigingen van de in lid 4 van dit artikel bedoelde technische reguleringsnormen. In de ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt rekening gehouden met de respectieve datums van toepassing in de punten a) en b) van artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 in verband met de in artikel 9 van die verordening vermelde milieudoelstellingen. De ETA’s actualiseren de technische reguleringsnormen in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en technologie.

De ETA’s dienen de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in:

a)

uiterlijk op 1 juni 2021 met betrekking tot de in artikel 9, onder a) en b), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen, en

b)

uiterlijk op 1 juni 2022 met betrekking tot de in artikel 9, onder c) tot en met f), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 12

Herziening van informatie

1. Financiëlemarktdeelnemers dragen er zorg voor dat alle overeenkomstig artikel 3, 5 of 10 bekendgemaakte informatie actueel wordt gehouden. Indien een financiëlemarktdeelnemer die informatie wijzigt, wordt op dezelfde website een duidelijke toelichting op die wijziging gepubliceerd.

2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op financieel adviseurs met betrekking tot alle overeenkomstig artikel 3 en artikel 5 bekendgemaakte informatie.

Artikel 13

Publicitaire mededelingen

1. Onverminderd strengere sectorale wetgeving, met name de Richtlijnen 2009/65/EG, 2014/65/EU en (EU) 2016/97 en Verordening (EU) nr. 1286/2014, zorgen financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs ervoor dat hun publicitaire mededelingen niet in strijd zijn met de overeenkomstig deze verordening verschafte informatie.

2. De ETA’s kunnen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ontwikkelen om de standaardpresentatie van informatie over het promoten van ecologische of sociale kenmerken en over duurzame beleggingen te bepalen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 14

Bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig sectorale regelgeving aangewezen bevoegde autoriteiten, met name de sectorale regelgeving bedoeld in artikel 6, lid 3 van deze verordening en overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU, ook toezien op de naleving door financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs van de bij deze verordening opgelegde vereisten. De bevoegde autoriteiten beschikken over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies in het kader van deze verordening.

2. Voor de toepassing van deze verordening werken de bevoegde autoriteiten samen en verstrekken ze elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die voor het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening relevant is.

Artikel 15

Transparantie van IBPV's en verzekeringstussenpersonen

1. IBPV's publiceren en handhaven de informatie bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7 en artikel 10, lid 1, eerste alinea, van deze verordening overeenkomstig artikel 36, lid 2, punt f), van Richtlijn (EU) 2016/2341.

2. Verzekeringstussenpersonen verstrekken de informatie bedoeld in artikel 3, artikel 4, lid 5, artikel 5, artikel 6 en artikel 10, lid 1, eerste alinea, van deze verordening overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn (EU) 2016/97.

Artikel 16

Pensioenproducten die onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 vallen

1. De lidstaten kunnen beslissen deze verordening toe te passen op ontwikkelaars van pensioenproducten die nationale socialezekerheidsregelingen beheren welke onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 vallen. In deze gevallen worden onder ontwikkelaars van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 1, onder d), van deze verordening ook begrepen ontwikkelaars van pensioenproducten die nationale socialezekerheidsregelingen beheren, alsmede van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 8, van deze verordening. In dat geval wordt de definitie van pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, punt 8, van deze verordening ook geacht de in de eerste zin bedoelde pensioenproducten te omvatten.

2. De lidstaten stellen de Commissie en de ETA’s in kennis van krachtens lid 1 genomen beslissingen.

Artikel 17

Vrijstellingen

1. Deze verordening is niet van toepassing op verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken, noch op beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verstrekken ongeacht hun rechtsvorm, met inbegrip van natuurlijke personen en zelfstandigen, mits zij minder dan drie werknemers hebben.

2. De lidstaten kunnen beslissen deze verordening toe te passen op verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies met betrekking tot IBIP's verstrekken of beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verstrekken als bedoeld in lid 1.

3. De lidstaten stellen de Commissie en de ETA’s in kennis van krachtens lid 2 genomen beslissingen.

Artikel 18

Verslaglegging

De ETA’s beoordelen de omvang van de vrijwillige informatieverschaffing overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt a), en artikel 7, lid 1, punt a). Uiterlijk op 10 september 2022 en elk daaropvolgend jaar dienen de ETA’s bij de Commissie een verslag over beste praktijken in en doen zij aanbevelingen met het oog op vrijwillige verslagleggingsnormen. In dat jaarverslag wordt ingegaan op de gevolgen van "due diligence" praktijken met betrekking tot informatieverschaffing op grond van deze verordening en worden richtsnoeren ter zake afgegeven. Dit verslag wordt openbaar gemaakt en wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 19

Evaluatie

1. Uiterlijk op 30 december 2022 evalueert de Commissie de toepassing van deze verordening, en bekijkt zij met name:

a)

of de verwijzing naar het gemiddeld aantal werknemers in artikel 4, leden 3 en 4, moet worden gehandhaafd, moet worden vervangen of vergezeld moet gaan van andere criteria, en weegt zij de voordelen en de evenredigheid van de bijbehorende administratieve lasten af;

b)

of de werking van deze verordening niet wordt gehinderd door het ontbreken van gegevens of de suboptimale kwaliteit daarvan, met inbegrip van indicatoren over ongunstige effecten op de duurzaamheidsfactoren van ondernemingen waarin is belegd.

2. De in lid 1 bedoelde evaluatie gaat zo nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 20

Inwerkingtreding en toepassing

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Deze verordening is van toepassing met ingang van 10 maart 2021.

▼M1

3. In afwijking van lid 2 van dit artikel:

a)

zijn artikel 4, leden 6 en 7, artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 5, artikel 10, lid 2, artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 2, met ingang van 29 december 2019 van toepassing;

b)

zijn artikel 2 bis, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, en artikel 11, lid 5, met ingang van 12 juli 2020 van toepassing;

c)

zijn artikel 8, lid 2 bis, en artikel 9, lid 4 bis, van toepassing:

i)

met ingang van 1 januari 2022 met betrekking tot de in artikel 9, onder a) en b), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen, en

ii)

met ingang van 1 januari 2023 met betrekking tot de in artikel 9, onder c) tot en met f), van Verordening (EU) 2020/852 bedoelde milieudoelstellingen, en

d)

is artikel 11, leden 1, 2 en 3, met ingang van 1 januari 2022 van toepassing.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



(1) Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).

(2) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(3) Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).